Schitterende Duitse Kunst om de wereld te veranderen.

Journalist

Schitterende Duitse Kunst om de wereld te veranderen.

Schitterende Duitse Kunst om de wereld te veranderen Hanns Eisler

‘Vorwärts, nicht vergessen, die So-li-da-ri-tät!’ Uit talloze kelen hameren de arbeiders op saamhorigheid, bij monde van Bertolt Brecht. Het ‘Solidaritätslied’ (1932) is een klassieker van het revolutionaire liedboek, net als het ‘Einheitsfrontlied’ uit 1934, ook op een tekst van Brecht. Minder bekend is de componist die beide liedteksten op muziek zette, en bovendien het volkslied van de DDR componeerde: Hanns Eisler. 

Vandaag zou hij 125 zijn geworden, als hij niet al in 1962 was overleden. Vanavond speelt het Nederlandse Eisler Trio in Utrecht een programma met zijn liederen.

De naam van Brecht is onlosmakelijk verbonden geraakt met die van componist Kurt Weill, dankzij hun grote opera’s als Die Driegroschenoper. Maar met Eisler werkte Brecht zijn leven lang nauw samen, sinds de nadagen van de Weimarrepubliek in Berlijn. Eisler, op 6 juli 1898 in Leipzig geboren uit een joodse vader en een lutherse moeder, omarmde net als Brecht in de jaren twintig het marxistische gedachtegoed. Dat droegen ze uit in politiek-activistische toneelstukken, zoals Die Maßnahme en Die Mutter, en de geruchtmakende film Kuhle Wampe, waarin het ‘Solidaritätslied’ ook te horen was.

Het was een mondain bestaan in Californië. Eisler leidde een rijk sociaal leven: ballingen als Thomas Mann en Igor Stravinsky en filmsterren als Ava Gardner en Charlie Chaplin behoorden tot zijn kring. Eisler, klein en mollig, met een kaal hoofd en een grote bril, was een onvermoeibaar entertainer, die grommend en wippend achter de piano zijn eigen liederen en die van anderen ten gehore bracht. Geestig, charmant, briljant en levenslustig, zo omschrijven zij die Eisler gekend hebben hem in de documentaire Solidarity Song: the Hanns Eisler story (1995) van Larry Weinstein. Achter die extraverte façade ging echter een grote somberte schuil. 

De bekende Brecht-vertolkster Gisela May stelt dat Eisler zijn compositorische gaven bewust intoomde en eenvoudig zingbare liederen schreef, omdat hij vond dat zijn talent diende om sociale verandering te bewerkstelligen. Eisler wist hoe invloedrijk en effectief liederen waren geweest in de geschiedenis, zegt musicoloog Georg Knepler: „De Marseillaise was een wapen in de strijd tegen de aristocratie tijdens de Franse Revolutie. Hetzelfde gold voor Eislers liederen, die waren net zo bekend.”

Toch druipen ook die ‘eenvoudige’ liederen van het muzikale vernuft. Niet alleen nestelen de melodieën zich tussen de oren (luister naar ‘Der heimliche Aufmarsch’ of de ‘Song des Händlers’, vertaald als ‘Supply and demand’, de arrangementen zijn vaak geslepen en origineel. Dat is ook duidelijk te horen in de Deutsche Sinfonie (1935-1957), een elfdelige cantate op teksten van Brecht en Ignazio Silone. De energie van het protestlied is zelden ver weg, maar Eisler betoont zich ook nadrukkelijk tijdgenoot van Stravinsky en Sjostakovitsj, met sardonische fanfares en fantasievolle, kraakheldere orkestraties.

‘Vorwärts, nicht vergessen, die So-li-da-ri-tät!’ Uit talloze kelen hameren de arbeiders op saamhorigheid, bij monde van Bertolt Brecht. Het ‘Solidaritätslied’ (1932) is een klassieker van het revolutionaire liedboek, net als het ‘Einheitsfrontlied’ uit 1934, ook op een tekst van Brecht. Minder bekend is de componist die beide liedteksten op muziek zette, en bovendien het volkslied van de DDR componeerde: Hanns Eisler. Vandaag zou hij 125 zijn geworden, als hij niet al in 1962 was overleden. Vanavond speelt het Nederlandse Eisler Trio in Utrecht een programma met zijn liederen.

De naam van Brecht is onlosmakelijk verbonden geraakt met die van componist Kurt Weill, dankzij hun grote opera’s als Die Driegroschenoper. Maar met Eisler werkte Brecht zijn leven lang nauw samen, sinds de nadagen van de Weimarrepubliek in Berlijn. Eisler, op 6 juli 1898 in Leipzig geboren uit een joodse vader en een lutherse moeder, omarmde net als Brecht in de jaren twintig het marxistische gedachtegoed. Dat droegen ze uit in politiek-activistische toneelstukken, zoals Die Maßnahme en Die Mutter, en de geruchtmakende film Kuhle Wampe, waarin het ‘Solidaritätslied’ ook te horen was.

Arnold Schönberg

Wie óók in Los Angeles woonde was Eislers voormalige compositieleraar, Arnold Schönberg. Vlak na de Eerste Wereldoorlog, waarin hij gediend had als frontsoldaat in het Oostenrijks-Hongaarse leger, had Eisler geen cent te makken, maar Schönberg gaf hem gratis les. De zeer getalenteerde Eisler was de eerste die de nieuwe twaalftoonstechniek van zijn leraar overnam; Schönberg benadrukte later dat hij niet twee, maar dríe grote studenten had gehad: naast Alban Berg en Anton Webern óók Eisler. In de Eisler-documentaire vraagt men zich af waarom Eisler dan als enige in vergetelheid raakte: „Je maakt mij niet wijs dat dat géén politieke redenen heeft.”

De bekende Brecht-vertolkster Gisela May stelt dat Eisler zijn compositorische gaven bewust intoomde en eenvoudig zingbare liederen schreef, omdat hij vond dat zijn talent diende om sociale verandering te bewerkstelligen. Eisler wist hoe invloedrijk en effectief liederen waren geweest in de geschiedenis, zegt musicoloog Georg Knepler: „De Marseillaise was een wapen in de strijd tegen de aristocratie tijdens de Franse Revolutie. Hetzelfde gold voor Eislers liederen, die waren net zo bekend.”

Toch druipen ook die ‘eenvoudige’ liederen van het muzikale vernuft. Niet alleen nestelen de melodieën zich tussen de oren (luister naar ‘Der heimliche Aufmarsch’ of de ‘Song des Händlers’, vertaald als ‘Supply and demand’, de arrangementen zijn vaak geslepen en origineel. Dat is ook duidelijk te horen in de Deutsche Sinfonie (1935-1957), een elfdelige cantate op teksten van Brecht en Ignazio Silone. De energie van het protestlied is zelden ver weg, maar Eisler betoont zich ook nadrukkelijk tijdgenoot van Stravinsky en Sjostakovitsj, met sardonische fanfares en fantasievolle, kraakheldere orkestraties. 

antonfoek

‘Un-American Activities’ 

Behalve voor toneel componeerde Eisler veelvuldig voor de cinema. In de jaren 30 werkte hij samen met Joris Ivens, voor wiens korte film Regen (1929) hij in 1941 een briljant kamerensemble componeerde, opgedragen aan Schönberg. Met zijn filmmuziek voor Hollywood sleepte Eisler twee Oscarnominaties in de wacht, voor Hangmen also die! en None but the lonely heart. Het is muziek die Eislers extreme veelzijdigheid toont: net zo makkelijk noteerde hij impressionistische, abstracte of industriële muziek als een aanstekelijk marslied.

Eisler schreef zelfs een boek over filmmuziek, samen met Theodor Adorno, de filosoof en grondlegger van de Frankfurter Schule die zelf ook componeerde en zich diepgaand engageerde met de moderne muziek. Naast Prokofjev is Eisler „wellicht de enige componist van formaat geweest die zich intensief met het medium film heeft beziggehouden,” schreef NRC in 1981, toen in Utrecht een symposium aan Eislers filmmuziek werd gewijd. Met zijn ideeën liep Eisler vooruit op de grote vlucht die multimediale technieken in het muziektheater hebben genomen.

Tijdens zijn ballingschap in Los Angeles greep Eisler terug op de traditie die hij als druistige jonge componist had afgezworen, die van het Duitse lied. Behalve teksten van Mörike, Goethe en Hölderlin gebruikte Eisler ook teksten van zijn vriend Brecht, maar muzikaal begaf hij zich op totaal ander terrein dan bij hun eerdere samenwerkingen. Das Hollywooder Liederbuch, zoals de cyclus heet, is een veel te onbekend meesterwerk dat moeiteloos aansluit bij de illustere cycli van zijn voorgangers Schubert, Schumann en Hugo Wolff.

In 1947 moest Eisler voor het beruchte House Committee on Un-American Activities verschijnen om zich te verdedigen tegen de beschuldiging van communistische sympathieën. Ook zijn broer Gerhart werd gedaagd, en in een tragische wending van het noodlot getuigde hun zus Ruth Fischer tégen hen beiden. 

Eisler wachtte zijn deportatie niet af en toog terug naar het totaal verwoeste Berlijn, dat hij vijftien jaar eerder ontvlucht was; de ironie stemde hem bitter. Hij beleefde er nochtans gelukkige jaren, als docent aan het conservatorium en als componist van het volkslied van de DDR – tot de Russische tanks in 1953 Oost-Berlijn binnenrolden. 

Eislers somberte kreeg steeds meer de overhand, hij dronk te veel, lichamelijk was hij zeer verzwakt. Het laatste werk dat hij componeerde was de schitterende cyclus Ernste Gesänge, voltooid in augustus 1962, vlak voor zijn dood op 6 september. De bouw van de Berlijnse Muur was in volle gang; sinds de openbaringen van Chroesjtsjov bij het Twintigste Partijcongres in 1956 waren de gruwelen van het stalinisme genoegzaam bekend; de socialistische heilstaat was uitgedraaid op een mislukking. 

Eisler stierf in de tuin van zijn huis in Berlijn en kreeg een staatsbegrafenis van de staat die zijn idealen had verraden.

LET’S KEEP IN TOUCH!

The stories on antonfoek seem to delight the producers, readers and writers alike.
Presumably appealing to their diverse interests as a reflection of life itself.
I have had the privilege of looking after and reading several issues times and times over again. And on each occasion I have been struck by the breadth and unexpectedness of the topics that get pitched.
Somehow, they all fall in together to make a satisfying whole, leaving us readers behind with a hunger for more.

We don’t spam! Read our privacy policy for more info.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *