Maggie Nelson

Journalist

Maggie Nelson

Maggie Nelson Bluets

Sex, sexueel verlangen en meer

door Persis Bekkering/nrc

Twaalf jaar geleden schreef Maggie Nelson Bluets, iets tussen poëzie, autobiografie en filosofisch traktaat in. Het boek, over de kleur blauw, werd een culthit, die nu is vertaald. „Het boek gaat ook over verlangen, over geil zijn, en gefrustreerd.”

Maggie Nelson: Bluets

Amsterdam, 29 juli 2021– Nee, de collectie blauwe spulletjes, de stenen, plastic wikkels, scherven, schelpen, beeldjes, knikkers, kopjes, schoteltjes, droogbloemen en doosjes die lange tijd in haar huis stonden opgesteld bij wijze van altaar – die spulletjes heeft Maggie Nelson opgeruimd. Ze krijgt nog steeds wel eens iets blauws aangeboden, en ze houdt nog steeds van blauw, maar het is klaar, zegt de Amerikaanse auteur, in een videogesprek vanuit Los Angeles. Ze schreef sindsdien alweer drie boeken; haar nieuwste essayboek On Freedom verschijnt in september. 

In het fragmentarische kleinood Bluets, net verschenen in de Nederlandse vertaling van Nicolette Hoekmeijer, is de ik-persoon verliefd op de kleur blauw. Oorspronkelijk werd het bij een kleine Amerikaanse uitgeverij gepubliceerd in een sobere uitgave, met een blauwe cover zonder flaptekst. „Als een saai filosofieboek waarvan de inhoud je misschien wel van je sokken blaast”, zegt Nelson, die de uitgave met een tedere blik voor de camera houdt. Een niche-publicatie, want het was ongewoon van genre, iets tussen poëzie, autobiografie en filosofisch traktaat in. 

De 240 ‘proposities’ waaruit het boek bestaat gaan in dialoog met Ludwig Wittgensteins filosofische werk Over kleur, Goethe’s Kleurenleer en andere theorieën. Onverwacht werd het een groot succes – de uitgeverij spreekt van een ‘culthit’. Ook in de Nederlandse vertaling, twaalf jaar na dato, blijft het boek een tijdloos juweel. Het zit hem in de combinatie van Nelsons persoonlijke toon, waarin altijd iets onverzettelijks schuilt, de poëtische sensibiliteit, de onbeschaamde vrouwelijke seksuele blik (‘hoe verzengend die is’), de bewonderenswaardige eruditie. En vooral in de raadselachtigheid van het werk: wie is er nou verliefd op een kleur? 

Maggie Nelson

Nelson weet te raken omdat de filosofie en kunst waarover ze nadenkt altijd verankerd is in de geleefde ervaring; een techniek die ze sterker heeft aangezet in het al eerder vertaalde De Argonauten uit 2015, waarin Nelson onderzoekt wat het betekent om queer te zijn en tegelijkertijd, door haar zwangerschap en relatie met een trans man, te voldoen aan het normatieve plaatje van een gelukkig kerngezin. 

Maar misschien is Bluets ondanks al die facetten, ondanks de bookishness en taalschoonheid en vreemdheid uiteindelijk toch vooral een herkenbaar verhaal, over een gebroken hart en eenzaamheid.

„Het was een lange zoektocht naar die vorm, naar de juiste structuur”, zegt Nelson. „Je kunt een boek willen schrijven over de kleur blauw, maar hoe maak je duidelijk waarom dat zo belangrijk is? Het ging mij om de vraag wat de ervaring van schoonheid te maken heeft met lijden. Waarom iets moois bewondering oproept, het verlangen om te leven zodat we het kunnen aanschouwen, maar het tegelijkertijd ook schrijnt – misschien omdat we voelen dat het nooit voor eeuwig kan bestaan.”

Vandaar dat de onderzoekingen verweven worden met het verdriet om een beëindigde relatie en het verkeersongeluk van een vriendin?

Ik was er al aan begonnen voordat ik verlaten werd door een geliefde, voordat mijn vriendin Christina Crosby, die trouwens in januari van dit jaar overleden is, het ongeluk kreeg dat haar levenslang zou verlammen. Tegen de tijd dat ik genoeg onderzoek had gedaan en ik aan het schrijven kon beginnen waren dat echter de grote thema’s in mijn leven, en ze werden vanzelf de pijlers van het boek.”

Liefde en blauw zijn analoog aan elkaar in Bluets. De verteller waakt ervoor blauw te concreet te maken, dat blauw te veel uit te leggen en te duiden. Ze verzamelt blauwe spulletjes, maar het gaat haar niet om die spulletjes, of de turquoise oceaan, of al die concrete actualiseringen van blauw; dat blauw waarover ze wil schrijven is abstracter, ongrijpbaar, net zoals liefde niet verklaard en geanalyseerd kan worden. Of is dit alweer te veel interpretatie?

Het boek vraagt zich expliciet af wat het betekent om van een kleur te houden – om van iets te houden dat die liefde niet beantwoordt. Kleur bestaat niet zoals we denken, niet in de realiteit, het begint pas in onze ogen, en andere wezens zien niet dezelfde kleuren als wij. Kleur zien is een subjectieve verwarring. Zoals de liefde ook een subjectieve verwarring is. Wanneer je verliefd bent kunnen mensen soms tegen je zeggen: ‘Ik weet niet of je echt verliefd op haar bent, misschien ben je verliefd op de liefde of op het gevoel dat ze je geeft’. Houd je van het ding of van de persoon om zichzelf, of ben je verliefd op de sensatie? Ik denk dat het boek daar geen antwoord op geeft, dat het meer geïnteresseerd is in de ruimte ertussen.”

Het boek, waarvan de vorm naar taalfilosoof Wittgenstein verwijst, lijkt zich bewust van een zekere futiliteit waar het aankomt op de macht van taal. Zoals wanneer u schrijft: ‘Of we het nou leuk vinden of niet, ik heb het idee dat schrijven maar weinig verandert – als het al íéts verandert. Over het geheel genomen laat het alles bij het oude, vermoed ik.’

Wanneer je een geliefde verliest kun je nog zoveel woorden gebruiken, in relatietherapie of liefdesbrieven, en daar houd je je dan lange tijd aan vast, maar op een gegeven moment moet je erkennen dat het niet gebeurt waar de taal zich ophoudt. Dat de werkelijke handelingen zich onder het oppervlak bevinden, waar ze bestaan als een kracht die groter is dan beide betrokkenen. Ik denk dat het moment waarop je je afkeert van de communicatie met een persoon een draai naar de literatuur is. Dus dan is de vraag: wat vermag literatuur, wat vermag de schrijver? 

Mensen vragen me altijd of schrijven voor mij therapeutisch is, maar ik heb nooit de catharsis gevoeld. Twaalf jaar na dato kan ik wel zien hoe Bluets mijn leven een bepaalde richting op heeft gestuurd, maar ik zeg ook ergens: een boek schrijven doodt gewoon de tijd. Toen ik dat schreef was ik net naar Los Angeles verhuisd en ik kende er helemaal niemand – serieus, ik kende geen enkele ziel, ik had het grootste deel van mijn leven in New York gewoond, er was niemand die aan het einde van de dag vroeg hoe mijn dag was geweest. Dat gevoel van het doden van de tijd was passend bij een project dat een groot deel van mijn eenzaamheid opslorpte. Inmiddels heb ik twee kinderen, die vanwege het virus het hele jaar niet naar school mochten, dus dat is wel veranderd.”

Toch roept dat besef van futiliteit niet alleen melancholie op. Het is ook plezierig.

Absoluut. Op die passage volgt immers een citaat van de dichter John Ashbery, die op de vraag ‘Wat brengt je poëzie teweeg?’ antwoordde: ‘Ik denk dat het de taal een blauwspoeling geeft.’ Ik vind dat zo prachtig. Een blauwspoeling is niet niets, een blauwspoeling is cool! Literatuur of muziek toestaan om een lens te zijn waardoorheen we het leven anders ervaren, dat verandert de wereld dan wel niet, het is dan wel niet hetzelfde als actievoeren; een blauwspoeling is gewoon schitterend.”

Dat is wat literatuur doet?

„Ik kan daar niet een eenduidig antwoord op geven. Wie een gebroken hart heeft luistert vaak naar hetzelfde liedje, opnieuw en opnieuw. De persoon die in het boek ‘de blauwe prinses’ heet, zei eens tegen me: je moet nu echt eens naar andere muziek gaan luisteren. (lacht) Liefdesliedjes geven vaak heel slecht advies. Ze adviseren wederzijdse afhankelijkheid bijvoorbeeld, wanneer er gezongen wordt, ‘ik zal sterven zonder jou’ – liefdesliedjes zijn helemaal geen adviezen, maar zo luisteren mensen er wel naar. In onze worstelingen met emotionele ervaringen geven we ze een spoeling door de lens van andere mensen, andere teksten, en dat is prachtig, maar ook gevaarlijk. De blauwspoeling in Bluetswas een specifieke stemming van de verteller, maar ze valt niet volledig met mij samen, ze is een blue mood, één van de vele liedjes die gespeeld kunnen worden.”

‘Schrijven is, welbeschouwd, een verbazingwekkende gelijkmaker’, lees ik. ‘Ik had de helft van deze proposities bijvoorbeeld dronken of high kunnen schrijven, en de andere helft nuchter; ik had de helft kunnen schrijven met hete tranen van verdriet en de andere helft in een staat van klinische afstandelijkheid. Maar nu er ontelbare keren mee is geschoven – nu ze ten langen leste als één rivier verder lijken te stromen – hoe zou een van ons nu nog het verschil kunnen zien?’ In Bluets schrijft u over uw eigen leven, maar u bent veel meer privé dan in De Argonauten. Als schrijven een gelijkmaker is, betekent dat ook dat u schuilt achter de woorden?

Ik denk dat literatuur altijd risico’s moet nemen. Bluets is een allegorie, het noemt mensen niet bij de naam, maar bij hun rollen, zoals de ‘blauwe prinses’. Ik was daarvoor geïnspireerd door het werk van dichter Anne Carson, vooral door ‘The Glass Essay’, een schaduwtekst van Bluets. Daarin noemt Carson haar geliefde ‘Wet’. Ik was geïnteresseerd in wat de allegorie me zou opleveren, terwijl ik voor De Argonauten een andere relatie tot non-fictie had, dat boek heeft een ander genre en draagt andere risico’s. 

„Maar ik vind het mooi wat je zegt, dat Bluets meer privé is. Elke autobiografische schrijver weet dat je een soort dans uitvoert tussen niets verhullen en terughoudend zijn. En tegelijkertijd creëer je een ervaring van kwetsbaarheid, en dat is een esthetische creatie. Er wordt altíjd iets verhuld, simpelweg omdat een boek maar zoveel kan bevatten.” 

Omdat het een allegorie is, leest het als een tijdloos boek. Maar als u het nu zou schrijven, zou het dan toch anders zijn?

„Dat weet ik niet. Dit kan ik erover zeggen: ik heb een bewuste keuze gemaakt om het over de binnenwereld van de verteller te hebben, en niet over onrechtvaardigheid, over wat haar is aangedaan – je komt nauwelijks iets te weten over haar ex-geliefde en wat er zich tussen hen heeft afgespeeld. 

Ze beschuldigt hem niet, ze bekommert zich om haar eigen hart. In die zin denk ik dat het niet echt een afspiegeling is van het hedendaagse vertoog rond seks en relaties. Maar die keuze voor háár gevoelens is voor mij juist een empoweringgebaar. 

Het boek gaat ook over verlangen, over geil zijn, en gefrustreerd, en al die dingen over een kloppende kut en zo, en dat was heel belangrijk voor mij, want er zijn vandaag nog stééds niet genoeg beschrijvingen van het vrouwelijk verlangen.”

Maggie Nelson is een Amerikaanse dichter en cultuurcritica, . Ze studeerde Engelss en publiceerde sinds 2001 vijf dichtbundels. Het bekendst is haar boek De Argonauten, een memoir over liefde en gender.

Lees ook over Rilke’s liefdesaffaires

LET’S KEEP IN TOUCH!

The stories on antonfoek seem to delight the producers, readers and writers alike.
Presumably appealing to their diverse interests as a reflection of life itself.
I have had the privilege of looking after and reading several issues times and times over again. And on each occasion I have been struck by the breadth and unexpectedness of the topics that get pitched.
Somehow, they all fall in together to make a satisfying whole, leaving us readers behind with a hunger for more.

We don’t spam! Read our privacy policy for more info.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *