Van de Schoonheid en de Troost
Deel IV
Patricia de Martelaere
Amsterdam, 4 mei 2021–
‘Stel jij ze dan nu maar.’
‘De vraag is verkeerd, al heb ik ze zelf aan de godganse wereld gesteld. Hoe máák je dit bestaan de moeite waard. Dat was de goede vraag geweest. Hij leek niet echt te beantwoorden.
Nu wel.
Wat niet bedreigd wordt, heeft geen waarde. Nu alles bedreigd wordt, heeft alles waarde.
Alles was en is de moeite waard.
Alles glanst.
Er is op dit moment, zo aan het eind, niets in mijn leven dat niet de moeite waard was of is.
Een zilverpapiertje dat voor je uit tinkelt in een straatgoot, gezwets op de televisie, het licht van je bureaulamp dat op een boek valt dat je nooit lezen zult, het geluid van een bosmaaier in de verte, de stem van m’n vrouw die iets onverstaanbaars roept ergens uit de buik van het huis, de regen die op je gezicht plenst alsof je weer zestien bent en je met je poncho om op je nieuwe Puch onderweg bent naar school, de kleuren van de Andromedanevel, de narcistische stompzinnigheid van een baby die met een scheermes speelt in Washington, de geur van brandend vlees op de barbecue van je buren, alles, maar dan ook echt alles, is even waardevol, ook je herinneringen aan al die momenten waarop je faalde, de momenten waarvoor je je schaamde, ze smaken zoet nu. Als je alles gaat missen, is alles je lief.’