De Klank van Thuis

Terugkeer, Cultuur en Kracht van verhalen
eyesonsuriname
Amsterdam, 16 juni 2025–Onder de schaduwen van het Capitool in Washington DC, tussen de toeristen en straatverkopers, klonk een geluid dat ik onmiddellijk herkende. Het was dat harde, scherpe lachen – een bulderende Surinaamse lach die doorsneed door alle andere geluiden heen, als een kapmes door het oerwoud. Ik wist vrijwel meteen dat ik op het goede spoor was en Adiante had gevonden. In Suriname noemden we dit het lachen van mensen die op de markt staan. Ondrowojo. Marktkramers.
“Dat is ‘m,” begon mijn reisgenoot, maar de rest van de woorden bleven steken in haar keel.
“Adiante,” vulde ik aan, mijn stem vol ongeloof, want ik wist dat ik hier een bijzonder verhaal zou afsluiten.
Een hereniging na dertig jaar
Daar stond hij, tussen zijn uitgestalde houten beeldjes, Surinaams houtsnijwerk en kleurrijke doeken, zijn hoofd achterover gegooid in die onmiskenbare lach die we ons nog zo goed herinnerden uit het Surinaamse regenwoud. Dertig jaar later, vierduizend kilometer van wat thuis ooit was, maar dat lachen was hetzelfde gebleven.

Toen hij ons zag, verstomde zijn lach abrupt, alsof hij ons herkende. Zijn donkere ogen werden groot van herkenning, en even was hij weer die nieuwsgierige jongen van veertien die ons kampement was binnengelopen met vragen over onze antropologische instrumenten.
“Missis S.! Masa R.!” riep hij uit, zijn stem zwaar van emotie. “Ik kan het niet geloven! I can’t believe it.”
Na de eerste omhelzingen en emoties gingen we zitten op de trappen van een nabijgelegen gebouw. Adiante begon te vertellen, zijn handen druk bewegend zoals hij dat als kind ook deed.
Van het regenwoud in Suriname naar Boston in Amerika
“Weten jullie nog die dag dat ik tegen mijn vader zei dat ik met jullie mee wilde naar Amerika?” Hij lachte zacht, niet meer dat harde gelach van daarnet. “Mijn vader was zo boos. Hij zei dat de buitenwereld mij zou opslikken, dat ik zou vergeten wie ik was.”
Ik knikte. Ik herinnerde me de heftige discussies in het Surinaamse dorp in het binnenland, de bezorgdheid van de ouderen over hun zoon die naar het verre Amerika wilde.
“Maar jullie hebben me zo goed geholpen,” vervolgde Adiante. “Die eerste maanden in Boston… die school voor volwassenen was niet makkelijk. Ik was al zo oud, maar ik voelde me als een kind. Al die letters, al die woorden die ik niet begreep. Maar ik bleef denken aan wat mijn grootmoeder altijd zei: een boom groeit alleen sterk als zijn wortels diep zijn.”
Hij vertelde over de middelbare school waar hij als volwassene terecht was gekomen, hoe hij ’s avonds werkte in een restaurant en overdag studeerde. Over de universiteit, waar hij voor het eerst andere studenten ontmoette die net als hij tussen twee werelden leefden. Over zijn studie antropologie – “Ik wilde begrijpen waarom jullie naar ons toe kwamen, wat jullie zochten in ons bos.”
Bruggen bouwen tussen werelden
“En toen,” zei hij, zijn ogen oplichtend, “besefte ik wat ik wilde doen. Ik wilde niet alleen leren over mijn cultuur, ik wilde haar leven, haar doorvertellen. Maar op mijn manier.”
Hij gebaarde naar zijn kraampje. “Elke houtsculptuur die ik maak, vertelt een verhaal. Van de Anansi-verhalen die mijn grootmoeder vertelde, van de geesten in het bos, van onze voorouders die uit Afrika kwamen. Amerikanen kopen ze als souvenirs, maar voor mij… voor mij zijn het brieven naar huis.”
Mijn collega keek naar de kunstwerken – ingewikkelde houtsnijwerken die traditionele Marron-motieven combineerden met moderne elementen. “Je vader zou trots zijn,” zei hij zacht.
Adiante’s lach veranderde opnieuw, werd warmer. “Hij is gestorven vorig jaar. Maar voor hij stierf, kwam ik terug naar het dorp. Ik bracht mijn kunst mee, toonde hem wat ik had geleerd. Hij raakte elk stuk aan, zo voorzichtig, alsof het heilig was. En toen zei hij: ‘Jij bent niet verloren gegaan in die grote wereld, jongen. Je hebt hem veroverd.'”
De verhalen blijven leven
De zon begon onder te gaan achter het Capitool. Toeristen liepen voorbij, sommigen bleven staan bij Adiante’s kraampje, aangetrokken door de exotische schoonheid van zijn werk.
“Weten jullie wat het mooiste is?” zei Adiante. “Elke dag vertel ik hier verhalen. Over de geschiedenis van mijn volk, over onze tradities. Aan mensen die nog nooit van Suriname hebben gehoord, die niet weten waar mijn volk vandaan komt. En door mijn kunst, door mijn verhalen, leef ik nog steeds in dat bos. Ik hoor het water van de rivier, ik ruik de aarde na de regen. Ik ben hier, maar ik mis Suriname nog steeds.”
Hij keek ons aan, een glimlach op zijn gezicht. “Jullie hebben me destijds gevraagd over onze tradities, onze manier van leven. Nu ben ik degene die de verhalen vertelt. De cirkel is rond.”
Reflecties op cultuur en verantwoordelijkheid
Terwijl de eerste sterren verschenen boven Washington, luisterden we verder naar Adiante’s verhalen – verhalen van thuiskomen zonder ooit echt weg te zijn geweest, van bruggen bouwen tussen werelden, van het behouden van jezelf terwijl je verandert.
Toen de avond vorderde en de gesprekken dieper gingen, bracht ik het onderwerp ter sprake dat me al die jaren had beziggehouden.
“Weet je, Adiante,” zei ik, “jouw verhaal raakt aan iets waar wij vaak over hebben nagedacht. Toen wij in de jaren zeventig jullie gemeenschap bezochten, was de kunst van de Marrons vrijwel onbekend in de buitenwereld. Die prachtige houtsnijwerk, de textiel, de rituele voorwerpen – het bestond alleen in jullie dorpen, als onderdeel van het dagelijks leven.”
Mijn collega knikte instemmend. “We hebben erover geschreven, tentoonstellingen georganiseerd. Nu hangen jullie kunstwerken in het Metropolitan Museum, het Smithsonian, musea in Parijs en Amsterdam. Maar soms vragen we ons af of we wel het recht hadden om die kunst naar buiten te brengen. Of we niet iets heiligs hebben blootgelegd aan vreemde ogen.”
Kennis die gedeeld wordt, sterft niet
Adiante keek naar zijn kraampje, waar een Amerikaanse toerist net een houtsculptuur bekeek. Hij was even stil, alsof hij de juiste woorden zocht.
“Missis S.,” zei hij uiteindelijk, “mijn grootmoeder vertelde me ooit dat kennis die niet wordt gedeeld, sterft. Toen ik klein was, dacht ik dat onze kunst alleen van ons was, voor ons. Maar nu begrijp ik dat jullie iets anders hebben gedaan. Jullie hebben onze stemmen versterkt.”
Hij gebaarde naar de mensen die voorbijliepen. “Kijk naar hen. Ze lopen hier voorbij en zien kunst van mijn volk. Misschien gaan ze naar huis en zoeken ze Suriname op een kaart. Misschien leren hun kinderen over ons bestaan. Dat is geen verlies – dat is overwinning.”
Ik voelde een golf van opluchting. “We waren altijd bang dat we jullie cultuur zouden commercialiseren, veranderen in iets wat het niet was.”
Adiante glimlachte, dat warme lachen weer. “Maar kijk dan naar mij. Ik sta hier niet omdat jullie mijn cultuur hebben weggenomen. Ik sta hier omdat jullie me hebben geleerd dat ze waardevol genoeg was om te delen. Het verschil is dat ik nu zelf de verhalen vertel, op mijn eigen voorwaarden.”
Hij pakte een van zijn sculpturen op, een figuur die traditionele en moderne elementen combineerde. “Dit is niet de kunst die mijn overgrootvader maakte. Maar het draagt zijn geest. En dankzij jullie werk weet de wereld nu dat die geest bestaat, dat hij leeft, dat hij groeit.”
Verhalen maken van vreemden familie
Mijn collega schudde zijn hoofd vol bewondering. “Jij hebt ons meer geleerd dan wij jou, denk ik.”
“Nee, masa R. We hebben elkaar geleerd. Dat is wat goede verhalen doen – ze maken van vreemden familie.”
En af en toe, wanneer een verhaal bijzonder goed viel, klonk er weer dat harde lachen – niet scherp nu, maar vol van vreugde en trots, resonerend tussen de marmeren zuilen van de macht, een echo uit het groene hart van Suriname.